Je snakt naar adem
wanneer je onzacht
een muur tegen komt
met een ijzige gil
keer je terug
naar je binnenste ik
de enige plaats
waar de wereld je niet raakt
waar je kan verdwijnen
onzichtbaar voor de rest
ze jaagden op zwakken
en vonden jou
ze kraakten je
tot enkel een gebroken ziel
nog overbleef in je lege lichaam
maar wees niet alleen
ik reik je m’n hand
aanvaard m’n schouder
ik zal je steunen
ik begrijp je wantrouwen
maar zet het van je af
ik vecht met je mee
sta naast je in de rij
want achter dit masker
met een lach en een traan
zit een gebarsten gezicht
gebroken
door de jagers van de jacht