Daar zit ze
Ze sorteert haar schone was
Ze ruikt aan elk kledingstuk
Ze steelt mijn adem
Zo mooi
Zo onbevlekt
Zo onbewust
Van haar zoete schoonheid
En ik wil mezelf verdrinken
In de warmte van haar lach
In de welving van haar schouders
In de volheid van haar lippen
In de ondraaglijk oneindige diepte
Van haar ogen
Die niets meer dan vriendschap verraden
Zo onbereikbaar
Zo dichtbij
En daar zit ze
Haar schone was te sorteren
Mijn adem te stelen