Ik zit gevangen in een fles,
snakkend naar adem,
trillend naar liefde.
De fles wordt gevuld met de tranen van mijn verdriet,
ik verdrink in mijn wereldje.
Door het glas zie ik vage figuren
van mensen die me ooit hebben lief gehad.
Ik zou de glazen willen insmijten,
terug naar wat het vroeger was.
Maar ik ben weerloos...
Ik wil rennen naar mijn geluk,
maar ik kom telkens uit op hetzelfde punt
waar ik stond.
Alleen
achter doorzichtige wanden
met de echo van mijn ademhaling.
Ik val uiteen, tegen de koude bodem
en snikkend lig ik daar te liggen
tot alles donker wordt.