Soms weet ik niet
of de dag nou zo lang is
of de nacht veel te kort
Aaneengeschakelde patronen
De starheid van het monotone
Winkelwagentjes op een rij
Domme Japanse autootjes
Blauwe strandschoentjes
Het tweede kopje koffie
bij het acht uur journaal
“Ik hou van jou”
klinkt al even banaal
Geen kluizenaar, geen bon vivant
Ik sta er midden in
en soms bewust aan de kant
Ik jank zachter, dan ik lach
Al die uitgevonden etiquette
van wieg tot uitvaart
dat voorgekauwde patroon
is wat mij afschuw baart
Maar ook ik sta in die kromme rij
van supermarkt en ziekenhuis
Ik ontkom niet aan het grijs
de bureaucratie van het gezag
Lak aan pretenties, conventies
en andere pragmatische lulkoek
Zover hoef ik echt niet
naar mezelf op zoek