Opklaring
Het glaswerk wordt besproeid. Ik kijk naar buiten.
Het wolkenwater sijpelt grauw zacht omlaag –
en de druppels doen de gasbel afsluiten.
Nochtans: zij sloopt mijn melancholische vraag.
Een scherpe flits snijdt door het water – en blind
lijk ik. De lucht wordt in grijsschaal afgedrukt –
maar stralen dringen: alsof het kwaad bezint
duwen en persen ze. Desperaat: mislukt.
Onverhoeds: gewonde windkracht. De regen
droogt op. Gerestaureerd worden de bloemen.
Ik dicht mijn ogen en… Nee, houd het tegen –
want ik vang een glimp van… Er danst iets voorbij.
Het lijkt: alsof een ufo wil opdoemen –
maar ik vergis me; het is anders: tóch zij.