Overdosis
Zij overspoelt het. Zij slaat nors tegen
mij. Alsof: haar tintelblauw van zuurstof
– transparant blinkend gestreeld door regen –
op mijn vergrote pupil. Ik ontplof;
de opnamen houden stand: stapels op
de rode vloer. Beladen. Bloed doordrenkt.
Een file (drukte van de spits): ik klop,
daar het rode blauw de versperring wenkt.
Heen: de verse lucht tegemoet – het rood
verbannend. Lucht wordt opnieuw geschilderd.
De overstroming zakt vernederd weg;
teveel is dwaas, want niet alleen de dood
grinnikt knijpend verlangend verwilderd
als ik kalm mijn rode vloer bij haar leg.