Wegrottend op een oude zolderkamer
Waar slechts kleine zonnestralen binnendringen
Schrijft hij met zijn enige vriend
De meest ontroerende zinnen
Over het leven daarbuiten
Dat hem heeft verbannen
Of dat hij zelf heeft afgewezen
Om de woorden te zoeken
Waar geen geluid doordringt
En om verlicht te worden
In de duisternis
Zijn zinnen worden niet gelezen
Al deert hem dit niet
Want hij is zijn werk
En hij heeft de buitenwereld de rug toegekeerd
Dus als de dichter ouder wordt
En zijn zinnen langer en warriger
En steeds meer verdwijnen in de prullenmand
Ziet niemand dat hij lijdt
Omdat hij kostbare letters naar die prullenmand verwijst
Zijn verdriet wordt groter
Als hij bemerkt dat zijn enige vriend
Het heeft opgegeven
Dus het enige wat hem rest
Is te luisteren naar de stilte om hem heen
En te kijken naar de bijna volmaakte duisternis
Die hem treft in zijn hart
Maar die niet te verwoorden is
Omdat dat het leven is
Dat jaren en jaren aan hem voorbijging
Omdat hij perfect poezie wilde schrijven
Terwijl je die eigenlijk moet beleven