Sander was een jongen altijd zo stoer,
een echte arnhemmer, alles behalve een boer.
Je stond altijd met vrienden, die zijn er nu niet meer,
Door je ziekte lieten ze je vallen, dat doet je o zo zeer.
Je ligt op bed en kijkt ons hopeloos aan,
Kon ik maar ruilen dan was ik wel gegaan.
Jouw ogen zeggen meer dan woorden,
signalen die jou hersenen stoorden.
Een ziekte die niet is te genezen
Ik als jou zus begin steeds meer te vrezen.
Soms denk ik ga jij maar gauw,
Dan is de pijn weg dat jij verdienen zou.
Maar god laat jou nog lijden,
of misschien wil hij ons nog niet scheiden.
Steeds heb jij het maar koud,
kijk je me aan en zeg je dat je veel van me houdt.
Mijn gezicht draai ik weg want ik voel een traan,
Ik kan op dat moment even niet aan jouw bed blijven staan.
Mama weet dan wat ik bedoel,
Papa weet dan wat ik voel.
Even mijn tanden op elkaar bijten,
Dan zal de pijn vanzelf slijten.
Het zal zo wel niet lopen,
Dus elke dag blijf ik maar weer hopen.
Dat mijn pijn minder wordt,
en ik mijn hart heb uitgestort.
Ik kan jou gewoon niet zien lijden,
Dat stuk wil ik liever vermijden.
Elk leven heeft zijn einde,
Jij de jouwe en ik de mijne.
Sander treur maar niet,
Na al dit vechten komt ook een einde aan al jou verdriet.