Wat er plaatsvindt na twee dagen afkicken:
(OOK DIT EN DAT EN ZUS EN ZO EN OVER EN WEER EN ANDERS OOK...)
Vandaag zijn mijn zintuigen weerom neergedaald, hebben zich weerom neergeplaatst op het berustende vertrekpunt van waar zij altijd uitgaan, en rustig zitten wachten, meestens, en normaliter.
Flauwtjes en ontdaan wachten ze al hangende op de resolute gebeurtenissen die zouden kunnen gaan plaatshebben weer, als mijn geest, die weerom op de troon plaats nam, zich keert en tot diensten beveeld.
Maar, als zovaak na de anarchie van de opstand, dit de koning nog maar wat bedusd te zitten, overrompeld van het voorbije woeste gebeuren, en kijkt vooralsnog slechts kwaad en enigszins telleurgesteld rond, om eerst eens te kijken en zich ervan te vergewissen dat ook daadwerkelijk alles weerom bij het oude is. Hij vertrouwt , en terrecht, het hele zaakje nog niet.
Die kwade blik; zou hij op wraak zinnen weer deze keer? men buigt eens diep van onderdanigheid.
Tot hun oude plaats teruggekeerd krijgen de neergeslagen slaven opnieuw die drukkende benauwdheid over zich. Natrillend kijken ze, met grote argusogen van hervonden onschuld, maar van die onschuld als van verwelkende bloemen, òp naar de zich op en om de troon afspelende taferelen. Er wordt daar hard gewerkt om de machtsstructuren te herstellen. Men gevoeld een spanning of er iets inheilspellends staat te gebeuren: hij zou toch niet weer op wraak zinnen?!
OOK DIT EN DAT EN ZUS EN ZO EN OVER EN WEER EN ANDERS OOK; brult de koning plotseling. Een huivering waart over het slavenvolk. Hij beveelt zijn naaste dienaren, Meneer Gehoororgaan en Zijne Trouwe Mevrouwe Oogreflex er op uit te trekken om in het land te gaan kijken hoe-of het erbij ligt, en hij fronsdt daarbij gewichtig zijn wenkbrauwen.
Hij beveelt enkele Sergeant Corporalen Van Het Garnizoen uit te gaan en hem drank te halen. Hij beveelt zijn Maarschalk zich koest te houden; ''t is geen tijd voor afstraffing, wees gerust ! en Princes Montholte ! ga je eens opsmücken, we gaan straks uit !'
Dan kijkt het slavenvolk elkaar berustend aan, opgelucht. Er zullen vooreerst geen koppen rollen, integendeel,; het blijkt dat de koning weereens bang is, hij wil het opstandige volk de mond snoeren met een kleine, zij het zeer welkome, beloning. Een groet van vrede, een dienst om wederdienst .....
En de drank wordt aangevoert, en de drank stijgt op, en Meneer Gehoororgaan zegt nog; 'Al is goed', en Zijne Trouwe Mevrouwe Oogreflex zegt nog; 'Ja, hier ook', en de koning schreeuwt nogeens; 'OOK DIT EN DAT EN ZUS EN ZO EN OVER EN WEER EN ANDERS OOK'; te laat; het voetvolk stuift alweer feestend weg.
en weerom heerst er anarchie in het land van mijn lichaam.
Er wordt openlijk gelachen en er wordt opgetogen rondgetolt in een vulgaire poel van verderfelijkheid.
_____'96.