Daar stond ik dan, om half twee.
Wachtend op jou, of jullie alletwee.
Je was met je grote, leuke zus.
Je was lief en aardig, het klopte als een bus.
Je was kleiner, nog kleiner dan mij.
Dat was heel grappig, we lachten allebei.
Ik ga je drie hele dikke kussen.
Op je wangen en 1 daar ergens tussen.
Zomaar op je mond, ik vind je lief.
Ik vind je heel erg leuk, maar ik heb pech.
We wonen zo ongelofelijk ver weg.
Maar wat moet ik daar nou mee?
Je vergeten en weggaan......heel gedwee?
Dat wil ik niet, wil bij je zijn.
Misschien denk jij wel: ach jong verdwijn.
Ik zie wel hoe het nou gaat lopen.
Ik kan alleen maar blijven hopen...
Dat jij mij net zo leuk vind.
Ik vind je liev.