De panter
Een goud-zwart roofdier
liggend op een tak
Hoog boven de savanne
Neemt zij de wilde veestapel op de hak.
Haar neus snuift vreemde geuren
De snorharen trillen
en ogen die in de verte turen
een beweging in het gras
De wachttijd tot de aanval zal niet lang meer duren
Een prachtige antilope
zoekt onder haar beschutting in de struiken
door de trillende hitte is hij zwaar bezweet
Hierdoor kan de panter hem zelfs ruiken.
De spieren spannen.
De nagels uitgestoken,
een kleine sprong moet voldoende zijn
Snel in het struikgewas gedoken.
Helaas de antilope is niet meer
zijn leven is vergeven
Het kan niet anders beste vrienden
Een panter moet ook leven