Een vlinder...
een klein, mooi
maar ontzettend kwetsbaar diertje.
Ontstaan uit een cocon,
een warme veilige cocon?
En plots raakt het volgroeid.
Het fladdert van hier naar daar
en pikt van heel de wereld een stukje mee.
En zo heb je het leven,
het leven van een doodnormale mens
zoals jij en jij,
of misschien wel jij.
Op een zekere dag, hebben we een eitje,
een klein bevrucht eitje,
dat groeit en groeit in de moederschoot,
in die warme veilige cocon.
En plots wordt dit volgroeide eitje
de moederschoot uitgeworpen
weg van die cocon?
Enkel nog een ontzettend kwetsbaar baby'tje
in een reusachtige grote wereld.
Maar die baby wordt groter en sterker
en langzaamaan fladdert het
door zijn kinderjaren heen.
Van hier naar daar,
zorgenloos rustig fladderend
door de wind.
En dan een verschijning,
een ontzettend mooie verschijning...
Iemand,
een bijzonder iemand,
maakt jouw leven
zo fantastisch.
Vlinders in de buik,
fladderen, fladderen
het enige wat telt is fladderen...
Door de waanzinnige kracht van de liefde
kan jouw leven
niet meer stuk...
Eén klap,
één seconde voel jij de andere,
hoor je de andere,
het gaat niet meer
hoor je, lees je
in zijn of haar ogen.
Weg is de kracht,
de waanzinnige kracht
en weg ben jij
in jouw warme, veilige cocon.
En zo gaat heel jouw leven voort...
fladderen,
één klap, één seconde, één beweging
en je kruipt terug
in die warme, veilige cocon.
En op zekere dag,
is dan alles afgelopen...
Je bent oud en moe,
ontzettend moe.
Je kruipt voor een laatste keer
in die cocon
en daar blijf je
voor eeuwig en altijd
in die warme, veilig cocon.