De winter fluisterde
Zachtjes in mijn oor:
"Het klokje is nu rond.
Je moet er vandoor"
Het is tijd om te gaan.
Tijd om te stoppen.
Je opdracht is voldaan.
Tijd om een nieuw begin
te ontpoppen.
Het klokje,
dat ik hoor,
doet het tikken
van afscheid.
Dit klokje,
Dat verloor,
Stopte juist op tijd.
Onze hechting was te teer.
Onze binding veels te zwak.
Een afscheid zonder spraakleer
Zorgde dat het brak
Iets
Liet je gaan
Dat iets
Is tussen ons vergaan.
Daar ga je..
Al dwarrelend
Al fladderend,
Vliegend.
Als een vlinder
in het niets.
Spelend
Met de wind.
Tot die harde vorst
Begint
Je bent gegaan zoals je kwam.
En Iedere keer,
Elk jaar,
Het zelfde liedje.
Iedere keer,
In dit seizoen,
Zie ik je weer.