Het is de wind die tegenspreekt op het water
Als een kabbeling rimpelende woorden,
Het is het licht dat van de schaduw valt
De maan die zich ontsluiert van zijn wolk,
Het zijn de letters onthechtend
Aan de zin en betekenis onthullend.
Het is ik die zwijg als ik moet spreken.
Achter het wit van mijn ogen
Kruipt een gestalte naar boven,
Tast als een blinde om zich heen
Om uit het zicht te blijven,
Om van het instralen weg te komen.
Het zijn de paarden met lange poten,
De tijd die smelt en weg gaat lopen,
Het is het gezicht afzetten en het masker dragen,
In de spiegel kijken en een ander zien,
Het is begoocheling en de werkelijkheid
Is met aquarel geschilderd.
© Rudi J.P. Lejaeghere