vlinders in ’t lijf en een melancholie
in de zinnen van dode moeders
als namen in het midden van een woud, gevangen,
maar ook het lam Gods, vurige tover, tussen Haar en ons
al geef ik toe de antwoorden te kennen
en dat handen om bang van te worden zijn
elk lichaam een woord dat ’s nachts
nog alleen in de geest en het hart woont;
tot het water wit is waardoor elk verhaal
stroomopwaarts wordt gestuwd
door stomme fantomen met de kop van leeuwen
en waar ik schrijf, sluipen er dieren in
het gebed wanneer de bossen verstommen
door het geweeklaag van vrouwen en mannen
en ook de hemel wonderbaarlijk stil is
wanneer ik het Ave Maria neerpen met mijn mond
en niet alleen maar een wees gegroet
sunset 13-05-2018