Een versteende beek
In principe ben ik feitelijk laf, toch hanteer ik de term mild
Mij zodanig in aanvaardbare normen wanend
Ze twijfelt en tracht te doorgronden maar t`is onmiskenbaar dat ze mijn hoger stilt
Want onderwijl mijn brood versmadend
Alhoewel het haar schijnbaar onverschillig laat of een ieder haar adoreert
Haar te beschouwen als een vreemdeling acht zij zeker niet volmaakt als wel afdoende
Maar verborgen blijft dat dat in feite het enige is waar haar wezen op teert
Een gebrek waar zij zich reeds als kind al mij verzoende
Haar aanblik is misleidend zo onmiskenbaar teder
En al is zij in het noodzakelijk defineren niet te beschrijven als vaardig
Haar sluwheid is van een ongekende gratie voorwaar bewonderenswaardig
Hoezeer ik het waardeer zoals zij elke dwaas in haar spoor vernedert