Wanneer ik ’s morgens wakker word,
is je naam het eerste wat door mijn hoofd flitst.
Opstaan lijkt me zinloos
want ik sleep me dagelijks door het leven.
Ik voel me een kluizenaar die in afzondering leeft.
In mijn appartement hangt al maanden de geur van eenzaamheid.
Elke seconde die ik hoor wegtikken zonder jouw gezelschap
maakt me elke minuut meer radeloos en gek.
Mijn ogen zijn roodomlijnde kraters
waaruit tranen hebben gevloeid als bloed uit mijn hart.
Mijn lichaam voelt zwak, door de liefdesziekte aangetast,
en zelfs mijn schouders buigen door de innerlijke last.
Een wandeling langs de Schelde kan mijn gedachten niet meer verzetten
en de stad met haar vele cafés biedt me geen vermaak.
In het straatbeeld vang ik geregeld een glimp van je op
maar besef dan telkens dat het slechts een illusie was.
Het leven en de lucht ervaar ik als grijs en grauw.
De kille wind veegt de glimlach van ieders gezicht
en de regen valt steeds als tranen uit de hemel.
Nog nooit leek ons koninkrijk in zoveel droefheid gehuld.
Ik mis je zo erg dat ik ’s nacht naar buiten kijk
op zoek naar de schitterendste ster die me aan je ogen doet denken.
Mijn verlangen naar jou is zo groot dat ik er alles aan zou doen
om slechts je schaduw te zien.
Met de weinige moed die me rest,
hoop ik dat je de leegte in mijn leven opvult
want de onbeantwoorde vraag wanneer ik je terugzie
wordt elke dag moeilijker om dragen.