Dagelijks danste ik je de deur uit
droeg je bij me als mooiste sieraad
omringd door jouw klassieke klank
je raakte elke snaar, rockte mijn gitaar.
Elke morgen zorgde je voor honger
tanden waterden in vlezig verlangen
zo liet je mijn kop constant kapseizen
prees ik je als ’s werelds beste ontbijt.
Elke avond suste je me in slaap op schoot
ons huis was groot, wij deelden de zetel
zo dicht mogelijk moest ik bij je blijven
als brandende netels in mijn geweten.
Elke dag sta ik op, mijmer en manker
je bent dood door die verdomde kanker