(voor mensen die wat tijd hebben)
ik kwam hem tegen, zo maar
waar twee rivieren samenvloeien
inderdaad, ik geloof, het was daar
waar de eland en de kariboe stoeien
armzalig gekleed zoals hij was
met huiden van dieren omhangen
zijn schoeisel vol slikkerig dras
zijn stem klonk als hese gezangen
toen hij me vroeg: ‘wie ben jij wel?’
mij werd een goudzoeker opgediend
ik stond sprakeloos, helemaal van mijn tel
ik vroeg hem: "wat wil jij van mij vriend?"
‘mijn goud,’ zei hij zonder pardon
“dat heb ik niet ik ben geen dief”
‘raaskal niet, jij nam het uit de ton’
terwijl hij zijn hand naar mij hief
zag ik de twijfel in zijn ogen
“man ik heb het niet, ik heb niet gelogen
jij leeft in een andere tijd
een tijd die ik je helemaal niet benijd
jij hebt goud gezocht en gevonden
zoals andere sukkelaars dat niet konden
wroettend en worstelend in de sneeuw
dat is lang geleden minstens een eeuw”
‘waar ben ik dan ?’ vroeg hij langzaam
ik keek hem aan met alerte blik
“ik stel mij even voor” zei mijn naam:
“gewoon een bezoeker dat ben ik”
‘sorry,’ zei de man, ‘ik ben John Alderson
avonturier en goudzoeker uit Tenessee
ik zocht en vond goud in de Yukon
jij lijkt op mijn vennoot Mike Mc Inley
hij ging met mijn winst aan de haal
sorry dat ik jou met hem verwarde
maar luister alstublieft naar mijn verhaal
net als ik was ook Mike een harde
wij werkten en zwoegden maanden lang
tot geluk ons toelachte en de zon doorbrak
de hemel neerdaalde, er klonk engelengezang
het goud stroomde zo maar in onze broekzak
maar zoals veelal, in armoe solidaire kameraden
en eens er rijkdom bij komt kijken
begon hij mij als een bandiet te verraden
enkel zichzelf is hij beginnen verrijken
ik had vrouw en kind in het verre thuisland
eindelijk kon ik teruggaan als een rijk man
op een morgen had Mike het niet meer in de hand
ik weet niet wat gebeurde en of het wel kan
ik geloof dat hij mij heeft neergeschoten
in mijn slaap en laten liggen voor dood
heeft er zeker niet van genoten
van de roofmoord op zijn vennoot
mijn ziel heeft nooit rust gevonden
nimmer zag ik mijn vrouw en zoontje weer
mijn lichaam naar de hel gezonden
maar mijn ziel rustte nimmermeer
tot ik wraak zal hebben genomen
en mijn gevonden rijkdom heb hersteld
zal ik eindelijk tot rust kunnen komen
dat, mijn vriend, heb ik in ere naar waarheid verteld’
ik wist niet wat te zeggen
zijn vrouw en kind reeds lang overleden
hoe moest ik hem dat uitleggen
nu vandaag, tegen een geest, in het heden
hij zei : ‘ik zie, vreemdeling, aan je gezicht
dat je een antwoord zoekt dat geen leugen kan verdragen
ik weet dat het helemaal niet aan jouw ligt
dus zal ik nog langer dan tot op heden mezelf verlagen
en rond blijven dolen tot ik soelaas vinden zal.’
ik sloot even mijn ogen om woorden te bedenken
toen ik ze opende waren er enkel de twee rivieren in het dal
echt gebeurd of niet, ik zal John Alderson het voordeel van de twijfel schenken