Herfst.
De bomen maken zich gereed
te overleven in de koude
trekken hun sappen nu terug
willen geen blad behouden.
De groene kleuren zijn verdwenen
nu omgetoverd in rood geel
zonlicht maakt het geheel doorzichtig
’t bladertapijt hangt nog aan tere steel.
Straks zal de wind het doen verwaaien
en toont het landschap koel en kaal
zo opgewassen tegen ’t vriezen.
Wordt hen de stormwind niet fataal.
In felle kleuren nu gestoken
soms aangevreten zichtbaar bruin
dwarr’len zij langzaam naar beneden
bedekken bossen en de tuin.
Een enkel blad valt in een stroompje
en vaart als zeilscheepje voorbij
op weg naar het nog onbekende
los van de boom en even vrij.
Kastanjes , eikels, bessen,vruchten
storten vol rijp op aarde neer
in afwachting daar op te groeien.
De lente komt toch altijd weer.
th.