nooit had de aarde een witter kleed te dragen
nooit waren bloemen in mijn handen zo droef
nooit had ik de wind zo horen huilen en klagen
of hij een loodzware last met zich droeg
het leek of je dood de schepping verscheurde
nu ik je naam niet meer bij de levenden vond
ik die gister nog met je sprak en mij op morgen verheugde
keek op een sneeuwwit gelaat en een bloedloze mond
je was te jong en goed om te sterven
een stom ongeluk- bruusk - onverwacht
men is je naam in 't hout al aan 't kerven
en vanavond word je in een stille wake herdacht
maar mijn hart en ziel zijn ontregeld
en troostend brengt men mijn koffie naar bed
't lijkt of de aarde niet eens meer bewegend
de tijd - en voor hoelang - stil heeft gezet
nee, afscheid kan ik niet van je nemen
wij hadden samen een onafscheidelijke band
alle goede dingen in 't leven gingen wij delen
en nu ben je voor mij in een onbekend land...
waarom was die winter te vroeg gekomen
hadden de bloemen te laat gebloeid
had de dood zich in die verschijnsels verscholen
of was hier alleen maar geknoeid
nooit hadden de klokken met zuke'n weemoed geslagen
nooit was er zo'n rouwende stoet van mensen gegaan
nooit zaten mensen totaal verstrikt in hun vragen
hierboven moet er dan toch iets voor onze doden bestaan