Toen Job in eer was hersteld, zijn leven nu gezegend
met veertigduizend schapen en geiten
-het kwam nu op geen duizendtal meer aan
om Gods macht te bewijzen-
en ook zesduizend span runderen,
zo drukte men dat uit in die tijd,
duizend ezelinnen,
en daar bovenop als de kers op de taart
nog zeven zonen en welgeteld drie dochters,
kon hij die overdaad niet meer aan.
"Tortel noem ik haar, mijn eerste dochter,
en mijn tweede wordt Kaneelbloem,
mijn derde Poederdoos"
schreeuwde Job luide
Aan zoveel stroperigheid zal Hij wel merken,
dat ik mijn bittere ziel in drie mierzoete woorden
kan verbergen
En Job wachtte, want dat had hij tijdens zijn
menigvuldige beproeving goed geleerd.
Job wachtte en wachtte.
Maar toen de hemel zweeg en zwijgen bleef,
besefte Job zijn tekort,
en herinnerde zich de God
die hem ooit als antwoord op zijn
diepste wonden had vernederd
met de lijzig toegeworpen woorden:
Kijk naar het nijlpaard...ik heb het gemaakt zoals ik jou heb gemaakt
...het vreet gras als een rund...en let eens op hoe sterk zijn lenden zijn
...hoe krachtig zijn buikspieren...hoe gespannen zijn lid als een ceder
Job wist nu voorgoed dat hij met
Tortel, Kaneelbloem en Poederdoos
een te fijne snaar had aangeslagen
aan die pocher moest alle ironie ontgaan
Misschien dat er in een ander land een God bestaat
die begreep dat men vrouw en kinderen niet kan vervangen
door andere, al kreeg men ze in duizendvoud
Isis, dacht Job even,
misschien dat zij mij een echt leven
en dat beetje liefde geeft.