Ritme.
Het jaargetijde kent haar ritme
de lente die het leven wekt
alles weer nieuw in ’t groen gestoken
de plant die nu vernieuwing stekt.
De zomer met haar warme dagen
vakantie tijd voor jong en oud
die doet genieten van de vrijheid
de rijkdom van natuurbehoud.
De herfst die alles doet verkleuren
tot geel , bruin, het intense rood
de najaarszon mild en behaag’lijk
die ons haar laatste weldaad bood.
Dan onze winters zachter wordend
maar plots weer heersen als een vorst
die ’t water in het ijs veranderd
of ruw de sneeuwstormen dan torst.
Ons eigen ritme werk en rusten
de slaap die ons verkwikken doet
zodat het werk van alle dagen
gedaan kan worden zo het moet.
Wij passen in dat daag’lijks ritme
want als die regel wordt verstoord
dan voelen wij ons onbehaag’lijk
wordt menig klacht van ons gehoord.
Wij passen in ’t vertrouwde ritme
het biedt ons zekerheid , ’t gevoel
dat wij zo alles kunnen vatten
op weg zijn naar een duid’lijk doel.
th