De cocon van het leven, strekt zich uit over het avondland,
bereid zich andermaal voor een spindraad uit zichzelf te weven.
Dus als de zon uit 't oosten komt,
verhard hij zijn ascetisch, zelfbeklemmend web.
Zal ik liegen als een hagedis,
zal ik zwijgen als een koe,
of zal ik kwetteren als een konijn?
Zal ik stilletjes belerend zijn, zoals paarden kunnen,
of zal ik roepen,
als een mens?
Teveel van al die grenzen,
omheind, bepaald mijn wet.
Toch zal ik vrij zijn,
volgens al mijn wensen,
in de naden van de larf, geplet.