Ekster.
Hier in de hoge boom voor onze keuken
bouwen zij ijverig aan hun grote nest
twee eksters ’t wordt hun liefdeskamer.
De takken schikkend , werkend op hun best.
’t Zijn niet de liefste van de vogelwereld
brutaal , diefachtig , makend veel kabaal
maar hecht gebouwd hangt deze houtkom.
Niemand gaat snel hiermede aan de haal.
De dikke takken , kom gebogen, spreken
een krachtig boeiend bruidsgedicht.
Hun hele doen en dagelijkse laten
is deze dagen op die bouw gericht.
Hun nesten hangen in veel hoge bomen
zichtbaar als ’t bladerdek verdwijnt
want winterhard is vaak hun bouwsel
dat in de wintertijd dan plots verschijnt.
‘k Hou niet van eksters , kraaien en van kauwen
maar ik bewonder wel mimiek en slimmigheid
maar ’t zijn en blijven de rabauwen
die slopen , doden in hun eigenheid.
th