...
Dat wat ronddraait als één
hoog boven en diep in ons
een groot gewelf - een ons
groot gebogen verborgenheid
We staren in haar sterren en -
we verdwalen, we reiken met
lege handen naar lege plekken
geen sluier die zich lichten laat
En we kijken in elkaars ogen
waar een nog ruimer ruim en
waar een nog mistiger mysterie
zich toont - zonder ondergrond
Maar het oog is slechts een bal
dat ons zien sluit als dop en kurk
en ons 'n heel universum schenkt
van achterkant - en binnenkant
Het is een scheidslijn maar slechts
van schijn, er is geen wereld, er zijn
geen grenzen - nee, er is enkel
dat beeld wat wij voor ogen hebben
Alles wat draait om as of kont
om zon of om gezin, dat alles is
slechts spel van licht en schaduw
in het omniversum van het oog
F.