Ik hoorde glas breken
gesmoorde schreeuwen
flitsen verblindden wat ik zag
het was zo koud die dag.
Voelde hoe armen naar me grepen
ik kon geen kant meer op
luisterde naar angst bevelen
zocht naar niets dat ik vond.
Je aanrakingen lieten me huiveren
je trok me naar je toe
je zou je geweten niet meer kunnen zuiveren
dat kan niemand die zoiets doet.
Nachtmerries leven voort in dagen
dat ik niet ontwaak
in mijn hoofd twijfels en vragen
je hebt me een beetje meer dood gemaakt.
Geen woord zal nog ademen
als ik ben gestikt
ik heb me niet kunnen wapenen
tegen de val waarin ik zit.
Je liet me bloeden, huilen, brak me
om me tot in het oneindige mijn val
te laten vallen.