Een meisje,
dat eens
zo gelukkig was,
dat vroeger
altijd lachtte,
is nu
verdrietig.
Ze ligt te huilen
op haar bed ...
alleen.
In haar armen,
een teddybeer ...
zo lief, zacht en teder.
Stevig
houdt ze ham vast.
Snikkend
wenst ze
dood te gaan ...
vannacht ...
wanneer ze slaapt.
Niemand wetend
dat ze weg zal gaan.
Boven de wolken,
naar de zon,
tot bij de sterren.
Ze hoopte zo
dat het kon.
"Wat voor zin heeft het,
hier te zijn?"
barst ze uit in tranen.
Bruusk
trekt ze het laken
over haar.
Wenend, snikkend, ...
ligt ze daar.
Helemaal alleen,
niemand om haar heen ...
alleen de teddybeer ...
in haar armen,
zo lief, zacht en teder,
en de wens
vannacht dood te gaan ...