Uitbundig.
Wat weken terug zag ik de kale takken
van struik en boom en plant.
Nu vlammen zij in alle kleuren
alsof ik ergens anders ben beland.
Het felle geel. ‘t Rose van de prunus,
de bomen licht bruin of zacht groen.
Kastanjes met komende kaarsjes.
De sleedoorn in haar wit blazoen.
En zo is alles plots verdwenen
kent het trottoir een rose tapijt.
Is ’t zachte groen tot hard vergleden,
wijzigt zich alles in versnelde tijd.
Uitbundig heb ik van dit al genoten.
Glinsterde het voorjaarslicht
betoov’rend in die grootse veelheid.
Als voorjaar in haar pracht gezicht.
Uitbundig zou ik zo wel willen leven
bruisend en vol ,stralend en blij.
Maar ook dat is er maar met tussenpozen
als stukje schepping in een zelfde rij.
th