Zij keerde haar fleurig zoete wangen
Door zon als rijpe vrucht’ bevangen
En leunde over het tuinhek
van balkon
Haar hals met parelen te bezingen
Haar liefde won in slingeringen.
Seringeningen in de zon.
Wijl bronzen handen vlechtend
naar de kimme spon.
Fluwelend rees haar roze lippen.
Als rozen
Uit de goocheldozen.
en naar de honingzoete tuin beneden
Liep ze lang de smalle treden.
Langzaam schrijdend naar beneden.
En als de smaak van borsten zongen
Als merels op mijn ochtendtongen
Was zij mijn minnares mijn diva
mijn divan tegelijk.
Ze speelde met haar zwoel nature.
Gracieus en met allure.
Wijl ze in haar tuinstoel zeeg
Nochtans zal haar beeld beklijven
Nimmer in mijn dagboek zwijgen.
Verdromend in verleidelijkheid.
Auteur: Leon Larssen | ||
Gecontroleerd door: christina | ||
Gepubliceerd op: 24 maart 2009 | ||
Thema's: |