...
Ze zwegen, even
was niets meer hoorbaar
geen eis, geen klacht
geen oordeel werd geveld
ze keken onwennig voor zich uit
en zagen, voor de eerste keer
wellicht –
de gedaante hun geweld
In hun borst welde het ongemak
op - alsof ’n vreemde klopte
door geluid en deftigheid niet
meer overstemd
ze wilde vluchten’ in roep
in klank’ - o
het kleed van de stilte
gedragen 'n doodshemd
In hun jacht naar antwoorden
het weispel van de waan
hadden zij - zichzelf
de rug toegekeerd
en geroofd
hun levenslicht
hadden zij, die onbekende
nog nooit geleerd
Ze zwegen, nog even
de leegte werd als spiegel
zonder raad, zonder
vorm keken zij de bevreemde aan
en zagen, voor de eerst keer
wellicht – het naakte
van, o ja zij zagen daar
zichzelf - bloot en open staan
F.