Vlijmscherp, word het gordijn van de nacht gesneden,
door een zilveren straal van de maan.
Het licht valt op een wanordelijk laken,
half verduidelijkend, de contouren van haar naakt lichaam.
Ik strek mijn hand en voel haar satijnen huid.
Een lichte deining, muziek in mijn hart,
een bijna onhoorbaar levend geluid.
En buiten laveert de wereld de andere kant op,
ik als versteent,
hier staande in het holst van de nacht.
Voorzichtig kruip ik dichterbij.
Mijn buik raakt even haar blote rug,
ze herkent het warme gevoel,
zacht knorrend nestelt ze zich naar mij terug.
Als twee magneten dicht tegen elkaar,
luister ik in het donker,
naar haar zachte ademhaling,
die door het bonken van haar hart,
ritmisch wordt onderbroken,
in die stilte,
boog de nacht eerbiedig voor de morgen.
De behoeder van de duisternis,
spreidde zijn inkt zwart deken over ons heen.
Het gevoel van warmte, verstrengeld in elkaar,
mijn hand die haar zacht en beminnelijk streelt.
Zonder woorden, met stormen van vuur gevulde donkere ogen,
een blik van hartstocht, die alles verteert.
Het teder raken van haar lippen, de aarde vervaagd,
mijn hulpeloze desolate ziel, nu eindelijk zweeft.
En in het noorden,
aan de horizon,
kwam die morgen op,
de zon!
"....... liefde is......?"