Ik zou je willen haten,
om wat je deed.
Ik zou je kunnen haten,
om wat je (niet) zei.
Maar ik doe het niet,
jij bent jij.
Je hebt zelf gekozen,
het was jou keus.
Als ik aan jou denk,
denk ik aan veel mooie dingen.
Toen je mij iets vertelde,
midden in de nacht.
Dat, dat iets,
tot dit zou leiden.
Dan nog had ik het gevraagd,
daar zijn vrienden voor.
Ik hoop je ooit te vergeven,
ik hoop jij mij.
Ik hoop ooit te weten,
wat ik verkeerd deed.
Ik hoop ooit,
jou te snappen.
Ik hoop,
ooit..
Ik wil jou niet haten, je bent mijn eerste vriendin geweest, waarbij ik over alles kon praten.
Tot ik ziek werd en alles kapot ging. Ik kon niet naar jou vragen, thuis was alles zo eng. School was lol, en ik wilde samen met mijn problemen die van jou vergeten.
Ik neem niemand iets kwalijk, jou niet. Mezelf ook niet.
Mensen maken fouten,
ik hoop de mijne ooit goed te kunnen maken.
Ik haat je niet, ik hou van je. En samen met onze vriendschap, is er een stukje van mij kwijt geraakt.
Ik zie je elke dag, maar kennen doe ik je niet meer,
ik spreek je elke dag. Soms praat je tegen me, maar nooit met me. We kletsen over koetjes en kalfjes. Over roze misschien.
Maar niet meer zoals vroeger.
Morgen ga ik naar de vijver. Omdat ik je mis,
morgen ga ik naar de vijver, ons plekje.
De boom, de bijtvissen en soms de stukjes glas in het gras.
Ik weet niet meer of dit nog wel een gedicht is, maar ik moest het aan je kwijt.