wie is niet bevlekt geraakt tijdens zijn aardse leven of kent stof alleen van horen zeggen aan wie onder u dien ik dat uit te leggen van de kruidenier die nog aan het kooltje van zijn schrijfpotlood likt om uw zonden te noteren van de baas van de frituur wiens vette vingers tussen sticks en frikadellen roteren of de vroedvrouw die juichend met bebloede handen tegen de zwetende moeder roept "het is een meisje" dat tegelijkertijd het maagdelijk wit van haar schort bepoept of de pastoor die met zegenende bewegingen sigarenlucht de wereld in wuift neen, geen mens is onbevlekt onaangeroerd gebleken in de aarde hebben we toch allen geploegd onze zandkastelen op het strand weg zien weken waar me we met een plakkend waterijsje de hele hete middag op hebben gezwoegd of het kwijlen van de oudere mens dat druipt over een ongeschoren gezicht, man of vrouw maakt niet uit, bij het nuttigen van het toetje morsend door trillende gewrichten en de mond de echo verspreidt van het klapperend gebit