Ik keek haar aan,
haar ogen waren als een kraan.
Ze was zo verdrietig,
misschien had ze liefdesverdriet.
Maar als een gewoon persoon zoals jij en ik zie je dat niet.
Alleen een engel kan het weten,
was hij haar vergeten?
Of zat hij in het Oosten.
Zo dat hij haar niet kon troosten,
of haar moet in fluisteren.
Nu moest ik in zijn plaats luisteren.
Haar vriend had haar latten stikken,
en toen begon ze weer luid te snikken.
Waarom zijn sommige jongens zo smerig?
En zijn ze soms zo kleinzerig.
Hebben ze geen fatsoen?
Snappen ze niet dat ze meisjes daarmee pijn doen!
Ik kon het niet meer aanzien,
dit had ik niet voorzien.
Ik nam haar in mijn armen,
om haar te omarmen.
Toen fluisterde ze tegen mij,
je maakt mij altijd blij.
En nu zijn we vriendinnen voor het leven.
En daarom heb ik dit voor haar geschreven.