In het licht waar ik mij thuis voel
lacht de dichter onverscholen
hij streelt mijn woorden met zijn handen
alvoor hij haar met nog drie man verkrachtte
Ze schreeuwde niet in klanken
haar ogen stoïcijns gericht op mij
met haar doffe ademstoten
Ze was in elke zin beleefd
ze waren los gekomen
weg gelopen zonder om te kijken
wat ze daar hadden gelaten
dat meisje zo
broos en beroofd
ze was zo braaf geweest
in vroeg're tijden