De dag 29 juni 2008
Men tart geen hogere machten,
die je met tantaluskwelling zonder mededogen straffen.
Maar laat mijn knoken in deze schamele mantel u niet verbleken,
ook niet het gerinkel mijne ketting uw blik afweren.
Doch laat deze epos mijne mare, dit in relaas verklaren.
Twee voeten diep in het stof der aarde,
met bloed en kracht, de eer der almachtige bewaren.
De glanszijde deining, toen je die dag passeerde,
de speelsheid van vlinderkussen je mij fijntjes wierp,
de vingertoppen streling, telkens je mijn handpalm verliet.
Intens voelen, brandmerken diep een strijders ziel.
Bij winter en zomer, door vuur, wind en regen,
heb ik gadegeslagen wat ongeoorloofd was te aanbeden.
Elke dag groeide liefde, ook het lijden van deze onvrije.
Gezegend zij de dag je mij een blik van gunst hebt gegeven,
de verborgen momenten en tijden, we in elkanders armen mocht verblijven,
ons geluk lavend, aan de liefdesbron in de tuinen van eden.
Onze hartstocht bracht de wereld niet ten goede bij elkaar.
O toorn en vermaledijd, als bootsman nu verbannen in dit schimmenrijk,
voor een obool, verdoemden naar betere plaatsen wijzen.
Glijden over rimpelend water, waardig de dromenrest aan vurige tijden dragen.
Tot de dag der verlossing ons samen, vrij en zonder rem,
als geliefden weder naar de overkant mogen varen.
Triskel,……het element aarde.