Uit 'herboren' (doorlopend gedicht)
De waan van de dood
Onbewust herinnert hij zich de
éénheid van hemel en aarde. De
éénheid van vrouw en man. De
éénheid van eb en vloed. Het éne
kan niet zonder het andere. Wat men
ook doet, wat men ook probeert.
Het is zo geschapen! Maar de strijd
is gebracht, het éne wil het andere
overheersen. En, als het éne gewonnen
heeft, wil het andere winnen. De
eeuwige strijd tussen man en vrouw,
dit terwijl ze beiden verenigd moeten
zijn. Samen één, inplaats van apart
twee. De vrouw werd verleid, de
moeder van alle schepselen. De vrouw
zou de godin op aarde zijn, maar de man
herinnert zich de hemel. Voor de vrouw
is de aarde haar terrein. Afgebakend.
Van de hemel afgesloten terwijl hij
onafscheidelijk samen met de aarde
geschapen was. Beiden betekenen zij
onsterfelijkheid. Hoewel, elk op een andere
wijze. De aardse onsterfelijkheid gaat door
de dood. De hemelse onsterfelijkheid
gaat door het leven. Hemel en Aarde
verenigd is de ziel. De ziel in harmonie
kiest voor Hemel en Aarde. De ziel
ontwricht kiest voor het één of het
ander, en zij vervalt in éénzijdigheid.
Voor de Aarde gekozen neemt zij
kennis van de dood, en denkt te zullen
sterven zoals het lichaam. Maar zij
kan niet sterven, zij kan alleen levend
worden. De waan moet weg, de waan
van de dood. Dan zal de ziel terug levend
worden, de ziel zal terug het middelpunt
worden en alle pijn valt weg. Satans
enige kans: de mens volledig aards te
maken. Hij misbruikt de dualiteit, de
schuld op God schuivend. Want hij,
God, heeft de dualiteit geschapen.
Echter, niet om haar te misbruiken.