Achter de koffiekan
verdrukt tussen een lepeltje
en een halfopgesnoept suikerklontje
De doodsangst sloeg je om het hart
toen iemand
een vork uit de lade
boven je kwam nemen
Trillend kroop je nog verder
in je kille
maar veilige schuilplaats
En jij
durft je dan
mijn zelfvertrouwen te noemen