Bijdeze een klein maar spannend verhaal:
De moord:
Stil en verlegen zat ik aan tafel. Het leek zo allemaal echt. Maar was het ook werkelijk gebeurd of was het bij fictie gebleven en hadden ze mij dan maar weer een mooi bedrogen? Mistroostige staarde ik naar buiten; af en toe kwam er iemand voor bij gelopen. Sommigen wierpen een blik van nieuwsgierigheid naar binnen, maar zodra ze mijn droevige gezicht zagen, wisten ze niet hoe snel ze weer voor zich uit moesten kijken. En waarom zouden ze ook langer naar mij kijken? Het is tegenwoordig bijna altijd ieder voor zich.
Mijn droom, mijn fantasie of mijn visioen, zoals je het wil noemen, had me behoorlijk wat angst aan gejaagd. Het speelde zich allemaal af op een donkere eenzame nacht ergens in de herfst. De wind waaide vol op. Stevig trok ik mijn jas dicht, maar toch voelde ik de kou door het leren jackje heen gaan. Verlaten en eenzaam keek ik in het rond. Wat bezielde me, om midden in de nacht naar het verlaten kerkhof te gaan? Even twijfelde ik of het wel een goed idee was, maar toen ik me het gezicht van Eefje herinnerde vervloog mijn twijfeling snel en was ik niet van plan om het zomaar op te geven.
Eerder die dag had Eefje een weddenschap voorgesteld. Hoe dom ik ook was, nam ik hem aan. De weddenschap luidde; dat beide van ons naar het kerkhof zouden gaan. We hadden af gesproken om twaalf uur, maar Eefje was er nog niet. De gene die niet zou komen opdagen of eerder zou vertrekken had verloren.
Nou daar stond ik dan; al rillend van de kou. Plots zag ik wat bewegen; direct was ik weer wakker en staarde in de richting waar het zich bewogen had. Niets. Had ik het me dan toch verbeeld of toch niet? Was Eefje soms met mij een grap aan het uit halen? Zodat ze morgen op school kon zeggen dat ik een lafaard was? Even slikte ik en besloot om maar wat te gaan lopen. Mijn ogen hield ik gericht op de plaats waar iemand of iets zich had bewogen. Het zou ook goed mogelijk een konijn zijn geweest. Of iemand, die toevallig ook besloten had om midden nacht een bezoekje af te leggen aan het kerkhof. Voetje voor voetje liep ik veder. Niet ver van mij vandaan hoorde ik een paar stemmen. Ze waren diep en zwaar. En konden dus onmogelijk van Eefje zijn. Doordat ik het niet vertrouwde, bleef ik op geruime afstand en besloot me te verstoppen achter een dikke oude eik.
De twee mannen stonden bij een graf; correctie een open graf. Een van de twee had een grote zak bij zich. De ander hield in zijn ene hand een schop en knikte naar zijn maat. De man met de zak, gooide de zak in het graf. Vervolgens schepte de anderen man hem weer dicht. De twee mannen staarden elkaar aan. De man met de schep zuchtte van opluchting; ‘Zo, van die wijsneus zijn we ook af. Nu kunnen we weer ongestoord veder met ons plan’. De anderen man knikte en geleidelijk aan zag ik ze verdwijnen. Ik kwam voorzichtig uit mijn schuilplaats en liep naar het pas bedolven graf toe. “Waar was ik nou net getuige van geweest? Het begraven van een schat? Nee, wacht. Ze hadden het over een zij, een meisje? Een moord”. Verstijfd van angst bleef ik naar het graf staren. Voorzichtig aan nam angst en nieuwsgierigheid mijn hele lichaam over.
Word vervolgd.