Luisterend naar het huilen van de wind
Trotseerde ik het waaiend labyrint
Doorheen de natuur als een klagend lied
Zo hoorde ik opeens ook zijn verdriet
Dit van de natuur als niet meer bemind
De wrevel van het ouderloos kind
Met zo veel vernieling in het verschiet
Dat het een gevaar voor de toekomst bied
Maar dit stemde mij opeens welgezind
Zo een storm waar ik toch nog de rust vind
Die niemand mij op aarde ooit naliet
Omdat elkeen enkel zichzelf graag ziet
Doch hier lag er nog een rustige tint
Zijn woede was slechts éénrichtings gezind
Wijl het terrorisme ons nu bespiet
Zonder erkenning ener grensgebied