Lieve Heer,
Ik wil u bedanken,
dat u me weer terug stuurt in de schoolbanken.
En me nog steeds leert wat mijn grenzen zijn,
ook al ben ik niet meer zo klein.
Fouten worden niet al te hard gestraft maar wel geleerd,
ik blijf er niet altijd bij ongedeerd.
Zo veel geluk dat ik heb om elke dag te kunnen lachen,
en zo veel kans heb om alles in elkaar te raggen.
Soms ben ik bang dat het gelukkige wereldje in elkaar valt bij een misstap,
dan word ik stiller en verdrietig en dan valt er over een alles een dikke lap.
Een lap van mistigheid en alsof alle opmerkingen voor mij bestemd zijn,
maar ik weet dat dat alleen maar is voor de schijn.
Ik ben eindelijk eens trots op wie ik ben en wat ik doe,
plaats van dat ik bang ben speel ik juist met de roe.
Ben niet meer bang voor angstaanjagende dingen,
nee, maar als ik echt bang ben vraag ik aan mijn vrienden of ze mij willen omringen.
Achteraf ben ik trots op mijn fouten,
nu weet ik weer hoe iedereen is en de wond word niet nooit meer zo erg gezouten.
Maar weet u wat ik werkelijk zie in de spiegel?
Geen prinses of een model,
geen verdrietig meisje of een del.
Ik zie iemand met mooie golvende haren,
met een wijze blik van heel veel jaren.
Met geheimzinnige aantrekkelijke ogen,
met een zacht gezicht als onbewogen.
Eigenlijk geloof ik niet in u, maar wie zou ik dan moeten bedanken?