Ik heb ooit een vriendje gehad,
Hij was een Chineens en heette Mulat.
Een doodgewonen jongen in de Vlaamse cultuur,
Wat was ik een bofkont want het was mijn buur.
We waren altijd samen, van 's morgens vroeg tot 's avonds laat,
Heel de tijd zot doen, hij was echt mijn beste maat.
Op 'n avond, nodigde hij me uit op het strand,
En zei: "als je me nu nie kust maak ik mezelf van kant."
Ik aarzelde niet en gaf hem een kus op zijn lippen,
Vanaf toen waren we onafscheidbaar, niemand kon aan hem tippen.
Tot op een dag ik het slechte nieuws hoorde,
Alsof iemand het in mijn hoofd boorde.
Mulat was terug opweg naar zijn eigen land,
Maar hij liet iets achter voor me, namelijk een tand.