aan de stamtafel
het loof verkleurt, de zomer is voorbij
een soort van weemoed, was 't maar weer mei
bladeren geel, oranje, rood
regenwater in de goot
afstervend groen, het kale hout
buigt in de wind, 't is guur en koud
maar in de schemer, de dagrand
weet ik waar de kachel brandt
aan de stamtafel
staart niemand naar z'n navel
want hoewel het buiten giert
ieder hier de herfstwind viert
het leven is kort, dat huilt de wind
en niets dat blijft, wat j' ook vindt
dus zelfs de herfst en winter gaan voorbij
straks is 't weer lente, 't is zo weer mei
laat in de middag bij de haard
vind ik nu zelfs de herfst wat waard
en stoor 'k me aan de regen niet
in mijn stamkroeg is geen verdriet