Een keer heb je me laten vallen,
nog wel voor een vent.
Dat is goedgekomen,
althans dat denk jij.
Ondertussen kwets je me zoveel,
geloof je ieder ander wel en mij niet.
Ik kan niets goed zeggen of doen,
altijd doe ik het verkeerd voor jou.
Ik mag niet met andere mensen omgaan,
omdat het jou vrienden zijn, volgens jou.
Ik voel me zo verlaten door jou,
je zegt dat je mijn vriendin bent.
Ondertussen roddel je achter mijn rug,
over dingen die niet eens gebeuren.
Alleen dingen die jij ziet,
en niet waar zijn.
Wat voor vriendin ben je,
ik weet het niet.
Wat betekent onze vriendschap voor jou,
je gebruikt me als vuil.
Ik laat het allemaal gebeuren,
omdat ik geloof in vriendschap.
Iedere keer pas ik me weer aan jou aan,
andersom zal dat nooit gebeuren.
Ik weet het niet meer,
kom iedere keer bedrogen uit.