Met mijn neus in de wind loop ik over het strand. De
korreltjes zand kriebelen aan mijn tenen. De warmte van de
lage zomerzon is nog goed voelbaar op mijn huid. Alle tranen
van de wereld heb ik al gehuild, ze door mijn vingers heen
ontsnapt.
Schreeuwende meeuwen vliegen rondjes boven mijn hoofd,
ik zie ze vliegen. Een van de meeuwen landt naast mij,
kom rustig naar mij toegelopen. Zo dichtbij dat, wanneer
ik mijn arm uit zou steken, ik hem zou kunnen aanraken.
Proberen doe ik niet, want uit ervaring weet ik dat als ik te
dichtbij kom, hij weg zal vliegen.
Net zoals jij deed.
Het wordt vloed, de golven spoelen over mijn blote voeten
heen. Ik sta op, loop in de branding. De golven zijn hier ruiger.
Het is alsof de zee, mijn hoop en liefde,
kapot slaat tegen de rotsen.
De wind strijkt door mijn haren, mijn hart begint sneller
te bonzen. Geschreeuw van de meeuwen om mij heen, in de
verte een zeilboot. Voor ik het besef neem ik het besluit.
Stilte, rust.