De duisternis als een mantel om haar heen.
Haar oren dorstend naar geween.
Zwarte haren worden bespeeld door de wind,
Terwijl ze al het leven om haar heen verslindt.
De aarde rond haar voeten kleurt langzaam rood,
Door het bloed van zoveel dood.
Zonder ook een moment te blijven staan,
Jaagt ze achter de zonsondergang aan.
Dus als de zon haar laatste stralen schijnt,
Maak dan dat je snel verdwijnt.
Want na iedere dood voelt zij zich jonger.
En nu zoekt ze jou voor het stillen van haar honger.
Verstop je niet want ze zal je weten te vinden,
Want ze is er op uit om jou te verslinden.
Je enige hoop is het rijk van het licht,
Want dat is de enige macht waar zij gedwongen voor zwicht.