Zovaak ben ik op m'n knieën en gezicht gevallen,
maar ik ben altijd weer opgestaan.
Zovaak ben ik door je uitgescholden,
door jou ben ik de derde keer, van binnen doodgegaan.
Zovaak smolt je mijn,
stem en jou gedachten,
samen in elkaar,
terwijl die omstanders, wat praatten en wat lachten.
Maar wanneer de zon is verdwenen,
zit ik alleen in 't duister.
Pakte dan m'n pen begon gevoelens te uiten,
engelen op mn schouders,
maar een duivel die fluistert.
Die nachten, die nachten die wij,
zonder mensen meemaakten,
met de messen,
die ons leven, zwaar verkrachtten.
Maar ik leid m'n leven verder,
en ik kijk terug op de wereld.
Zet er een stap vanaf,
en neem er een richting de hemel.