alles was onecht in mijn droom
alleen de doodgraver
kon hartelijk lachen
toen ik hem mijn zonnebril gaf
als pand voor twee kluiten aarde
en jij kwam er niet in voor
of toch even
je verkocht ijsjes
aan een troep scholieren
maar wat er niet klopte
waren je ogen
als van een meeuw
die teveel heeft gedronken
spleetjes die gluurden
en waarin balletjes rolden
en wat ik mij ook nog herinner
is de witte schort
van de dokter
die naar ether rook
zoute drop en kastanjes
en zijn gezicht
als van een sneeuwpop
die een pijp rookt
versmolten in de zomer
voor de rest was alles onecht
hoewel raar toch
het was een natte droom