Als ik ’s ochtends wakker word,
denk ik aan de afgelopen uren.
En ’s middags kijk ik alweer uit naar de nacht.
Want alleen dan kan ik je nog spreken,
wanneer je in mijn dromen op me wacht.
Ik hoor je los te laten,
en geloof me dat ik dat ook wil,
maar die lach van jou maakt weer het verschil.
In mijn dromen kunnen we praten,
en laat jij zien hoe heerlijk je het hebt.
Samen kunnen we dan nog even lachen,
zoals we zijn gewent.
Jij was mijn grote voorbeeld,
aldoor vechtte je tegen de pijn.
Maar naar bijna twee jaar mocht het niet meer zo zijn.
Je hand hield ik vast,
bij je laatste vermoeide zucht.
Maar met die gedachten accepteer ik het beter.
En is mijn hart een stukje opgelucht.